De twee meestgebruikte soorten bebalking van moderne gitaren zijn fan-bracing en X-bracing, en ik kies ook altijd tussen deze twee ontwerpen. Er zijn veel meer types bracing, zoals van oudsher ladder bracing en de nieuwe ontwikkelingen: Double-X-, Kasha- en Falcate bracing en de nieuwe Taylors met V-Class- en C-Class bracing: daar heb ik geen ervaring mee.
Klassieke gitaren met nylon snaren worden sinds het eind van de 19e eeuw uitgevoerd met dunne waaiervormig aangebrachte balkjes in de lower bout, net dik genoeg om ervoor te zorgen dat het bovenblad niet vervormt of zelfs barst door de trekkracht van de snaren.
Bij gebruik van stalen snaren is de trekkracht veel groter, 80 kg in plaats van 40 kg. De waaierbebalking zou veel te dik worden om fatsoenlijk trillen mogelijk te maken. Daarvoor is een ander type bebalking meer geschikt: de halverwege 19e eeuw door Martin geïntroduceerde X-bracing. Deze gekruiste balken zorgen voor veel stabiliteit: omdat de punten van de brug eindigen boven de X-braces, wordt voorkomen dat de brug kantelt door de snaarspanning. Met de klassieke bebalking zou het bovenblad tussen brug en klankgat worden ingedrukt, terwijl tegelijkertijd het bovenblad tussen brug en staart omhoog komt (het zogenaamde ‘bellying’).
Tenzij een goede Nederlandse naam beschikbaar is gebruik ik de meest gangbare Engelse namen voor de verschillende balken. Enkele veelgebruikte synoniemen:
X-brace = Cross-brace
Brugondersteuning = Bridge patch = Bridge plate
Finger brace (bij klankgat) = Soundhole braces
Waaierbalk = Fan brace
Upper transverse graft = Popsicle brace
Upper cross strut (als enige balk boven het klankgat): 1st brace/Upper transverse brace
Lower cross strut = Harmonic bar
Klankgatondersteuning = Soundhole reinforcement
De lower cross strut loopt vaak over de hele breedte, dit is altijd het geval als de treble bar niet aanwezig is.
Bolling upper bout aanpassen aan halshoek
Als de hals achterover gekanteld wordt, ligt deze niet meer in één vlak met het bovenblad. Zonder maatregelen zou de het toetsuiteinde richting klankgat het bovenblad niet meer raken en moet het uiteinde van de toets naar beneden worden gedrukt om het te lage bovenblad te raken, wat zorgt voor een knik in de toets en een hoge actie. De oplossing hiervoor is het blad onder de toets te verhogen door de upper cross strut bij steelstrings een bolling te geven van ca. 1,6 mm op een 14-frets gitaar of 2,4 mm op een 12-frets gitaar. Voor een nylonstring-gitaar met dunne waaierbalken in plaats van X-braces, waardoor de bolling van het bovenblad nihil wordt, is een geringere bolling nodig (ca. 1 mm). Beter iets te bol dan te laag: bij te grote bolling kan de balk achteraf door het klankgat afgeschaafd worden, waardoor deze iets inzakt. Bovendien is het (vooral bij een gitaar met cutaway) gunstig voor de relief als de toets iets oploopt!
Een geavanceerde methode: de balk alleen aan de uiteinden lijmen, en bij het afstellen van de hals een plaatje van de juiste dikte tussen de balk en het bovenblad schuiven, dat het bovenblad tot het juiste punt omhoog duwt. Als de juiste dikte is bepaald wordt de ‘shim’ met lijm ingesmeerd en op zijn plek geschoven (via het klankgat, de transverse balk zit vlakbij).
Er is een andere methode: een rechte balk, maar een knik in het bovenblad maken door de zijwanden af te schuinen, zodat het blad boven het klankgat afloopt richting halsblok, maar dat kan niet zonder meer met deze bouwmethode op de solera.
Bolling van de lower bout
Door het bovenblad niet plat te houden maar een koepelvorm te geven, nemen sterkte en stijfheid toe, en daardoor kunnen de dikte van het bovenblad en de omvang van de balken verminderd worden terwijl toch de door de snaarspanning veroorzaakte krachten worden weerstaan. Mijn dome wordt gevormd door de balkjes een zodanige kromming te geven dat het hoogste punt iets voor de brug komt. De hoogte van de koepel is afhankelijk van het type bebalking: de dunne balkjes van nylonsnarige gitaren maken slechts een kleine bolling mogelijk, terwijl met de Martin X-bracing de gewenste bijna 3 mm gemakkelijk gehaald kan worden.
Het is mode geworden het bovenblad te bouwen op een nauwkeurig uitgehold sferisch werkbord (‘radius dish’), maar hiervoor is geen enkele reden, ook niet historisch gezien.
Goed beschouwd is de lower bout een bijna cirkelvormige ellips van ca 390 mm breed en 340 mm hoog (bij het Small Jumbo model), met de brug ongeveer als middelpunt (dit laatste afhankelijk van mensuur en halslengte). Als van deze iets uitgerekte cirkel een koepel wordt gemaakt met een top van 3 mm die geplaatst wordt op een bol met een straal van 25 voet (zoals gebruikelijk voor een steelstring) blijkt uit berekeningen dat de maximale afwijkingen aan de randen +/-0,3 mm bedragen: te verwaarlozen dus. Als deze berekening op het gehele bovenblad wordt toegepast blijkt de afwijking groter: bij het halsblok bedraagt het verschil 3,8 mm. Maar dit verval van bijna 4 mm geeft in combinatie met de halshoek en de gewenste actie problemen bij het passen van de toets op de kast. Bovendien voegt het constructief noch akoestisch iets toe: de upper bout trilt nauwelijks mee vanwege de vele dikke balken en de toets. Geen enkel bezwaar dus om de randen van de kast in één vlak te houden zoals al eeuwen gedaan wordt. Dit geldt des te meer voor een klassiek bebalkte top, die nauwelijks gebold is.