Gedrag bovenblad
De brug geeft de snaartrillingen door aan het bovenblad, dat afhankelijk van de frequentie op verschillende manieren gaat trillen. Deze verschillende trillingswijzen (‘modes’) worden aangegeven met behulp van het aantal grenzen tussen de vibrerende oppervlakken; notatie: (hor,vert). De grenzen heten ‘nodes’, de bewegende oppervlaktes ‘anti-nodes’ (lijkt tegenstrijdig, maar is waar). De gitaar resoneert op deze frequenties, en zal hier dus pieken qua geluidssterkte en de klankkleur beïnvloeden.
Omdat de brug door vorm, gewicht en locatie fungeert als spil van alle door de snaartrillingen veroorzaakte bewegingen, beweegt het blad voor de brug omhoog en tegelijkertijd aan de achterkant omlaag. Hetzelfde geldt voor links en rechts (bas en treble). De anti-nodes bewegen tegengesteld (in de tekening aangegeven met de + en – tekens), dit betekent ook dat de geluidstrillingen elkaar voor een groot deel opheffen, de zogenaamde ‘fase annulering’ (phase cancellation). Dit wordt gedeeltelijk tegengegaan door het bovenblad asymmetrisch te ontwerpen: zowel de bebalking (lengte en dikte) als de bladdikte aan treble- en baszijde worden verschillend gemaakt, waardoor de nodes verschillend van grootte worden. Aan de baszijde worden de balken langer en het blad iets dunner gemaakt.
De frequentie en sterkte van de verschillende modes is afhankelijk van het type bebalking: voor klassieke waaiervormige bebalking zijn de frequenties voor bovenstaande modes respectievelijk rond de 200, 300, 400, 500 en 600 Hz. (de frequenties zijn bij benadering, en zijn sterk afhankelijk van de bouw), en door de balken die ongeveer parallel lopen aan de houtnerf is de (1,0) mode in verhouding veel krachtiger dan bij gitaren met X-braces.
Dikte van het bovenblad
In eerste instantie wordt de dikte van het blad teruggeschaafd tot ongeveer 2,6 mm (spar/staalsnarig) of 2,2 mm (spar/nylonsnarig), een ceder bovenblad tot ca. 3 mm resp. 2,5 mm. Normaalgesproken is het blad dan nog ruim te dik, maar incidenteel is een stuk hout iets minder stijf, dus tegen het eind testen of het blad niet te slap wordt.
Tappen
Over het tappen gaan veel theorieën rond, ik beschrijf hier de methode die ik toepas. Ik kan tappen wat ik wil, maar ik hoor nooit één toon als resultaat, daarom bevalt de beschreven methode me het best.
Het is de bedoeling het blad zo dun te maken, dat het geen gedefinieerde toon meer afgeeft. Dit wordt bereikt als het blad niet meer stijf is. Het tappen dient dus om een beeld te krijgen van de stijfheid. Voelen hoe flexibel het blad is werkt heel goed bij een onbebalkt bovenblad, maar een bebalkt blad buigt niet meer. Blijven luisteren hoe de stijfheid is, terwijl steeds iets materiaal wordt weggenomen, totdat het geluid goed is. Het doel is niet het ‘tunen’ van het blad naar een specifieke duidelijke toon, maar te ‘ont-tunen’: net zo lang bewerken totdat de bij het kloppen geproduceerde geluiden ongedefinieerd en vaag klinken, en dan stoppen.
Hoe meer materiaal wordt verwijderd van het blad (en in tweede instantie van de balken), hoe lager het geluid van het getapte blad wordt. Zolang een muzikaal geluid ontstaat bij het tikken op een top, is deze nog te stijf en te massief. Het doel is om net zoveel materiaal te laten zitten als nodig is om de snaarspanning te weerstaan zonder te vervormen.
Maar: het hout mag niet dunner worden dan 2,4 mm (spar/staalsnarig) of 2,0 mm (spar/nylonsnarig), want anders gaat het blad zeker vervormen door de snaarspanning. Bij ceder ongeveer 15% dikker. (Voor een 12-string geldt dit tapverhaal niet: het blad blijft dikker ivm. de benodigde sterkte om de hoge snaarspanning te kunnen weerstaan)
Dit alles herhalen na het aanbrengen van de balken. Begin met het verwijderen van materiaal van de zijkanten, en verminder de hoogte pas als het niet anders kan: de hoogte geeft de meeste sterkte: balkjes 20% lager betekent 50% zwakker. Weer toewerken naar lage, onduidelijke tonen langs de onderrand: als je tapt op de plek van de brug wanneer de balken nog onbewerkt zijn hoor je een helder geluid. Als je materiaal verwijdert zal dit geluid omlaag gaan in toonhoogte en langer en onduidelijker worden. Blijf materiaal van de balken verwijderen totdat het zo laag wordt dat hij vaag en onduidelijk wordt. Niet te hard tikken, want dan hoor je altijd wel hoge noten.
In de praktijk blijkt bovenstaande vaak theoretisch, en niet uitvoerbaar. Het ‘kale’ bovenblad heeft dan tijdens het schaven de minimaal benodigde dikte al bijna bereikt tegen de tijd dat het slap begint te worden. En ook de balken kunnen regelmatig niet dun genoeg worden gemaakt om de juiste respons op het tappen te krijgen, zonder ze hun sterkte te laten verliezen.
Hoe te tappen
Het blad ergens bovenaan vasthouden tussen twee vingers en ter hoogte van de brug tappen. Het is nuttig het blad op meerdere plaatsen vast te houden, want dat kan een flink verschil maken in het geproduceerde geluid. In stadium 2 (bebalkt) kan het bovenblad gewoon aan een vinger door het klankgat hangen. Houd het blad dicht bij je oor en tik met de vingertop van de middelvinger van de andere hand (niet met de nagel) ter hoogte van de brug.