Zoals beschreven bij het maken van de brug zorgen het indrukken en de stijfheid / elasticiteit van een snaar ervoor dat de geproduceerde noot hoger is dan te verwachten op basis van de snaarlengte. Het was vooraf voor mij volslagen onduidelijk of (en zoja: hoe) de eigenschappen van metaal omwonden nylon bassnaren verschillen van die van geheel stalen of nylon snaren.
Omdat geen informatie te vinden is over basgitaren met deze mensuur en dit type snaren moest ik de plaats van het brugbeen voor de juiste snaarcompensatie zelf bepalen. Ik heb een testopstelling gemaakt om voor deze combinatie van snaartype, mensuur en snaarhoogte de juiste compensatie te bepalen.
Een oude gitaar is voorzien van een dummy brug op de juiste afstand van de topkam en voorzien van een verschuifbaar ‘brugbeen’ (een spijker). Ook is op de juiste plek een in hoogte verstelbare 12e ‘fret’ aangebracht. Verder wordt gebruik gemaakt van een stemapparaatje: dat is niet echt noodzakelijk, want op het gehoor kan het ook.
Omdat de actie voor deze bas op fret 12 ca. 3-4 mm gaat bedragen, zijn dit de snaarhoogtes waarmee is getest. De snaar wordt op de juiste toonhoogte gestemd, en er wordt een flageolet boven fret 12 gespeeld. Daarna wordt de ingedrukte snaar op fret 12 gespeeld. Deze twee tonen moeten dezelfde hoogte hebben.
Als de ingedrukte snaar te hoog klinkt, wordt het brugbeen naar achteren verplaatst (te laag: naar voren uiteraard). Daarna opnieuw stemmen, etc. Als de toonhoogte goed is, wordt de verschuiving van het brugbeen genoteerd. Dit wordt gedaan voor de E en de G-snaar, beide met hun eigen bijbehorende actie (nameten m.b.v. voelermaatjes of dit alternatief). Dit zijn de twee meest extreme snaren: de dikste en de dunste. De tussenliggende snaren zullen normaalgesproken ook een tussenliggende compensatie nodig hebben. Als later in de praktijk blijkt dat deze snaren toch een afwijkend gedrag vertonen, kan voor deze snaren de top van het brugbeen met een vijl verplaatst worden
Het uiteindelijke resultaat van de metingen is zoals verwacht, namelijk dat brug en brugbeen naar achteren worden geplaatst, alleen zijn de waardes nu ook bekend: de E-snaar moet 2 mm gecompenseerd worden, de G-snaar 1 mm.
Conclusie: na al deze moeite komt het er dus op neer dat de compensatie precies hetzelfde moet worden als bij een ‘gewone’ 6-snarige nylonstring gitaar: 2 mm voor de dikste snaar, 1 mm voor de dunste, en de tussenliggende snaren zijn dan vermoedelijk ook goed afgesteld, omdat de 4 snaren alleen in dikte verschillen, maar qua structuur identiek zijn.
Snaarcompensatie achteraf bepalen
Als de compensatie voor een gitaar bepaald moet worden zit je er zeker niet ver naast met de volgend aannames voor 6-snarige gitaren: bij een steelstring voor de lage respectievelijk hoge E 6 mm en 3 mm (dus in het midden 4.5 mm), en voor een nylonsnarige wordt dit 2 mm en 1 mm, het midden moet dus 1.5 mm naar achter verschuiven. Daarom kan de brug al bij voorbaat op de juiste plaats gelijmd worden.
Als de sleuf dan nog gefreesd moet worden kan de volgende methode worden toegepast om de optimale plek voor het kambeen te bepalen.
De snaren worden gestemd, en de juiste snaarlengte wordt weer bepaald met behulp van flageoletten, op de manier zoals hierboven is beschreven voor de basgitaar. De spijker is vervangen door een stukje draadeind M3 dat met een moertje naar het snaareinde kan worden getrokken. De gewenste actie wordt weer ingesteld zoals hierboven is beschreven. Als de juiste positie is gevonden wordt deze afgetekend op het onderliggende papier.
De zo verkregen lijntjes worden verbonden, en zo kan de positie van het brugbeen worden bepaald. Uiteindelijk worden de juiste actie en de precieze intonatie ingesteld zoals beschreven voor de basgitaar.